Hoofdstuk 1 - Democratie in NL: niets aan de hand?
Het kloofdenken: gaapt er een steeds breder wordende kloof tussen kiezers en gekozenen, een vertrouwensbreuk, een legitimiteitscrisis?
Het kloofdenken: gaapt er een steeds breder wordende kloof tussen kiezers en gekozenen, een vertrouwensbreuk, een legitimiteitscrisis?
Wantrouwen is op zichzelf niet verkeerd: als burgers ontevreden zijn over regering of beleid, kunnen ze op een oppositiepartij stemmen.
Wantrouwen tegenover een politicus is prima. Tegenover alle politici, de politiek, is zorgelijker.
In Nederland is een royale meerderheid (70+%) tevreden over het functioneren van de democratie. Nederland is nog steeds een high trust samenleving. Jongeren zijn niet meer wantrouwend. Laag opgeleiden wel, maar nog steeds tevreden en geen dalende trend.
Is het wantrouwen door de jaren heen gelijk gebleven, maar wordt het nu als problematischer ervaren? Wat is de basis voor het geloof in de kloof?!
'De Pacificatie van 1917'
Vijf clusters van maatschappelijke uitdagingen:
1) individualisering (een geïndividualiseerde massa laat zich moeilijk afspiegelen),
2) horizontalisering van gezagsverhoudingen (het formele opleidingsniveau hoeft niet altijd samen te vallen met het daadwerkelijk behaalde niveau aan kennis en cognatieve vaardigheden; geen vanzelfsprekend automatisch respect),
3) globalisering (2/3 BNP uit im- en export),
4) multiculturalisering (1/5 allochtoon; 2% Turks, 2/3 Marokkaans),
5) mediatisering (centralisatie media-aanbod; toename toegenomen concurrentie en groeiende wederzijdse afhankelijkheid).
Hoofdstuk 2 - The Party is Over?
In 1848 paar duizend kiezers per vertegenwoordigers, nu zo'n 111.000 per Kamerlid).
Politieke partijen geven de burgers tussen burgers en politici vorm.
Hoofdstuk 3 - Verkiezingen: van volkstelling naar flipperkast
Bart Tromp: 'het enige dat nu nog de partijprogramma's bij elkaar houdt is het nietje...'
In 1970 werd de opkomstplicht afgeschaft.
Nog maar zo'n 2,5% van de burgers is lid van een politieke partij.
Kiezers niet als stuifzand alle kanten op, versnipperd en onvoorstelbaar (Schuyt): niet zelden partijen, maar zelden helemaal naar de andere kant van het politieke landschap.
Alle gevestigde partijen zijn 'catch all': steeds meer middenpartijen, kleine verschillen.
Tegenstelling van winnaars en verliezers van de globalisering.
De politieke agenda is niet bekend op het moment van de verkiezingen: afrekenen achteraf. Nog slecht 1 op de 5 regeringen behaalt kiezerswinst.
Hoofdstuk 4 - Parlement en regering: afscheid van dualisme
Dualistisch bestel (machtenscheiding tussen regering en kamer) of monistisch stelsel (kabinet en Kamermeerderheid zijn nauw verbonden).
Detailzucht van Kamerleden, aandacht over relatief kleine incidenten.
Het BPO (bewindspersonenoverleg) waarin de ministers en staatssecretaressen met de fractievoorzitters de agenda van de ministerraad doornemen.
'Sorrydemocratie': beschermd door de Kamermeerderheid hoeft de betrokkene de bewindspersoon slechts beterschap te beloven om niet te hoeven af te trekken.
3.000 schriftelijke Kamervragen per jaar.
Veel wetsvoorstellen zijn niet zo sterk ideologisch beladen.
Hoofdstuk 5 - Overheidsbeleid: de afstand tot de burgers
Democratie dient uiterlijk om een verbinding te leggen tussen de burgers en het beleid.
'de Vierde Macht': het gevoel dat de bureaucratie het beleid zonder veel inmenging van ministers en Kamerleden, laat staan burgers, vorm geeft.
Kiezers die een in sociaal-economisch opzicht linkse positie combineren met een in cultureel opzicht conservatieve positie hebben het vooral moeilijk politiek onderdak te vinden.
Belangenorganisatie als complementair / concurrerend met politieke partijen.
Interactieve beleidsvorming: meepraten.
Hoofdstuk 6 - Van afspiegelen naar afrekenen?
Samenwerking aan de top van de zuilen ging gepaard met passiviteit en volgzaamheid aan de basis; ontzuiling van de individuele burger.
'De Pacificatie van 1917'
Vijf clusters van maatschappelijke uitdagingen:
1) individualisering (een geïndividualiseerde massa laat zich moeilijk afspiegelen),
2) horizontalisering van gezagsverhoudingen (het formele opleidingsniveau hoeft niet altijd samen te vallen met het daadwerkelijk behaalde niveau aan kennis en cognatieve vaardigheden; geen vanzelfsprekend automatisch respect),
3) globalisering (2/3 BNP uit im- en export),
4) multiculturalisering (1/5 allochtoon; 2% Turks, 2/3 Marokkaans),
5) mediatisering (centralisatie media-aanbod; toename toegenomen concurrentie en groeiende wederzijdse afhankelijkheid).
Hoofdstuk 2 - The Party is Over?
In 1848 paar duizend kiezers per vertegenwoordigers, nu zo'n 111.000 per Kamerlid).
Politieke partijen geven de burgers tussen burgers en politici vorm.
Hoofdstuk 3 - Verkiezingen: van volkstelling naar flipperkast
Bart Tromp: 'het enige dat nu nog de partijprogramma's bij elkaar houdt is het nietje...'
In 1970 werd de opkomstplicht afgeschaft.
Nog maar zo'n 2,5% van de burgers is lid van een politieke partij.
Kiezers niet als stuifzand alle kanten op, versnipperd en onvoorstelbaar (Schuyt): niet zelden partijen, maar zelden helemaal naar de andere kant van het politieke landschap.
Alle gevestigde partijen zijn 'catch all': steeds meer middenpartijen, kleine verschillen.
Tegenstelling van winnaars en verliezers van de globalisering.
De politieke agenda is niet bekend op het moment van de verkiezingen: afrekenen achteraf. Nog slecht 1 op de 5 regeringen behaalt kiezerswinst.
Hoofdstuk 4 - Parlement en regering: afscheid van dualisme
Dualistisch bestel (machtenscheiding tussen regering en kamer) of monistisch stelsel (kabinet en Kamermeerderheid zijn nauw verbonden).
Detailzucht van Kamerleden, aandacht over relatief kleine incidenten.
Het BPO (bewindspersonenoverleg) waarin de ministers en staatssecretaressen met de fractievoorzitters de agenda van de ministerraad doornemen.
'Sorrydemocratie': beschermd door de Kamermeerderheid hoeft de betrokkene de bewindspersoon slechts beterschap te beloven om niet te hoeven af te trekken.
3.000 schriftelijke Kamervragen per jaar.
Veel wetsvoorstellen zijn niet zo sterk ideologisch beladen.
Hoofdstuk 5 - Overheidsbeleid: de afstand tot de burgers
Democratie dient uiterlijk om een verbinding te leggen tussen de burgers en het beleid.
'de Vierde Macht': het gevoel dat de bureaucratie het beleid zonder veel inmenging van ministers en Kamerleden, laat staan burgers, vorm geeft.
Kiezers die een in sociaal-economisch opzicht linkse positie combineren met een in cultureel opzicht conservatieve positie hebben het vooral moeilijk politiek onderdak te vinden.
Belangenorganisatie als complementair / concurrerend met politieke partijen.
Interactieve beleidsvorming: meepraten.
Hoofdstuk 6 - Van afspiegelen naar afrekenen?
Samenwerking aan de top van de zuilen ging gepaard met passiviteit en volgzaamheid aan de basis; ontzuiling van de individuele burger.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten