Dit boek van George Orwell (1937, 208 pagina's) bestaat uit twee delen.
Het eerste deel geeft een beschrijving van de leefomstandigheden van de mijnwerkers in Noord-Engeland (onder meer Wigan en Sheffield). Deze condities verschillen van de Franse mijnwerkers in de 19de eeuw (zie Zola), maar naar 21e eeuwse, West-Europese standaarden zijn de armoede, de uitbuiting en de onmenselijkheid nog steeds schokkend. Na lezing kan je niet anders dan constateren dat we tegenwoordig in Nederland immens rijk en verwend zijn, en dat nauwelijks willen beseffen.
Het tweede deel gaat over Socialisme, wat er goed aan is en wat er in de uitvoering richting een wereldomvattende beweging fout gaat. Dit deel is een stuk abstracter en sterk gebonden aan de dan (1937) heersende ideologieënstrijd tussen communisme, fascisme en socialisme. The End of Time was nog een eind weg. In dit deel genoot ik van de beschrijvingen van de Engelse klassenmaatschappij, de salonsocialisten en de baardige, geitenwollen-sokken-socialisten, maar Orwell's tirade tegen de "aanbidding van machines" lijkt (nu) vooral wat wereldvreemd.
Kortom, nog steeds de moeite waard om te lezen, vanwege het tijdsbeeld en de socialistische boodschap van gelijkheid en rechtvaardigheid. En met de huidige strijd om het partijvoorzitterschap van de PvdA in het achterhoofd is het boek soms zelfs grappig.
zaterdag 3 maart 2012
388. The Road to Wigan Pier
Labels:
20e eeuw,
armoede,
consumentisme,
Engeland,
fascisme,
geschiedenis,
pauperisme,
politiek,
socialisme
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten