zaterdag 30 juli 2011

338. Over het pauperisme

Alexis de Tocqueville (1805 - 1859) reist door Engeland en Frankrijk en constateert dat armen in de rijkste landen er nog slechter aan toe zijn dan in de armste. In dit essay uit 1835 (!) (74 pagina's) analyseert hij de oorzaken hiervan en doet hij een voorstel voor een oplossing. Knap geschreven, nog steeds nuttig voor het denken over uitkeringen van de overheid en liefdadigheid van individuen, smaakt naar meer (Democracy in America). Zijn suggestie voor een 'oplossing' is in deze tijden overigens volstrekt kansloos, namelijk: koppel spaarbanken voor paupers (met een gegarandeerd rentepercentage van 4%) aan leenbanken voor dezelfde paupers met een te betalen rente van minimaal 6% zodat de paupers elkaar uit de absolute armoede houden en de rijken en de overheid geen perverse prikkels hoeven in te bouwen door de moraal van de arbeiders te vernielen door aalmoezen.

"Maar ik [de Toqueville] ben er diep van overtuigd dat elk geregeld, permanent, door de overheid opgezet systeem dat ten doel heeft in de behoefte van de armen te voorzien, meer kwaad zal aanrichten dan genezen, de bevolking die het wil helpen en troosten, tot verderf zal brengen, mettertijd de rijken zal verlagen tot de rol van pachter van de armen, de spaarbronnen zal doen opdrogen, de accumulatie van kapitaal tot staan brengen, de ontwikkeling van de handel zal doen stagneren, de menselijke activiteit en industrie verlammen - en uiteindelijk een gewelddadige revolutie in de staat zal ontketenen, wanneer het aantal van degenen die aalmoezen ontvangen, dat van de gevers benadert en de pauper die bij de verarmde rijken niet langer de middelen kan halen om zijn behoeften te vervullen, het gemakkelijker vindt hen een klap volledig te plunderen dan hen om hulp te vragen." (p.40)
"Ik denk dat associaties in democratische tijden als de onze op alle gebieden geleidelijk aan de plaats moeten gaan innemen van het overheersende leiderschap van enkele machtige individuen." (p.52)

337. Prestaties in de strafrechtketen

In februari 2012 uitgebracht helder, kritisch rapport van de algemene rekenkamer over het functioneren van de strafrechtketen van opsporing tot tenuitvoerlegging (43 pagina's). Een citaat van de belangrijkste conclusies, om deze niet te vergeten (Kamerstukken II 2011/12, 33 173, nr. 2, p.9):

Een qua omvang onbekend deel van de uitstroom is niet in lijn met de wet- en regelgeving of is anderszins ongewenst 
Met name de politie en het OM worden geconfronteerd met meer zaken dan ze aankunnen; daarom moeten ze een selectie aanbrengen in het aantal te behandelen zaken. We constateren dat de capaciteit niet optimaal benut wordt. Er zijn zaken die volgens de regels opgevolgd hadden moeten worden, maar geen opvolging krijgen. Dit is met name het geval bij veel voorkomend strafbaar gedrag, ook wel veelvoorkomende criminaliteit (vvc) genoemd. Er zijn ook zaken die wel opgevolgd worden maar de strafrechtketen op een eerder of later moment hadden moeten verlaten of verjaren. De vraag naar de omvang van de ongewenste uitstroom uit de strafrechtketen kunnen we niet beantwoorden, omdat daarover nauwelijks kwantitatieve informatie voorhanden is. Op basis van de vele gesprekken die wij hebben gevoerd met de ketenpartners stellen we wel vast dat dit type uitstroom vóórkomt. Ook constateren we dat er met name in de opsporingsfase verschillen zijn: de keuzes van regio’s en districten binnen een regio voor zaken die in opsporing worden genomen en de betrokkenheid van het OM daarbij variëren. Hierdoor is de rechtsgelijkheid niet gegarandeerd. 

Nauwelijks sturing op het voorkomen van ongewenste uitstroom 
Verantwoordelijke functionarissen bij veel ketenpartners binnen de strafrechtketen zijn nauwelijks op de hoogte van de omvang van de ongewenste uitstroom, onder andere doordat de informatievoorziening in de keten hierop onvoldoende is ingericht. Ze hoeven over de ongewenste uitstroom kennelijk geen verantwoording af te leggen en kunnen door het ontbreken van informatie dus ook onvoldoende sturen op het voorkomen daarvan. 

dinsdag 26 juli 2011

vrijdag 22 juli 2011

335. Het uitgaansleven

Weinig inspirerend deeltje uit de reeks Justitiele Verkenningen van het WODC (4|2011, 114 pagina's). En dat vind ik niet alleen omdat ik zelf niet veel nooit meer in bar en club te vinden ben. Mijn probleem met het boekje is dat het vrijwel alleen beschrijvende artikelen bevat, met redelijk obligate conclusies. Een artikel haalde overigens wel de kranten onder de kop "Jeugd op platteland slaat er eerder op los".

dinsdag 19 juli 2011

334. Justitiële documentatie en de verklaring omtrent het gedrag

Ondanks dat deze studiepocket strafrecht nr.1 uit 1991 stamt en een beschrijving geeft van vervallen wetgeving*, was het zeer nuttig dit boek te lezen. Prof.mr. Hannie Singer-Dekker weet namelijk in slechts 160 pagina's en in heldere taal de systematiek van de justitiële documentatie en de verklaring omtrent het gedrag uiteen te zetten; de globaal geschetste historie en de in deze regeling gemaakte keuzes laten daarnaast zien dat bepaalde vraagstukken van alle tijden zijn. De antwoordmogelijkheden zijn dus ook zeker nog relevant voor degenen die zich nu professioneel met deze materie bezig houden.




* Inmiddels is er de Wet justitiele en strafvorderlijke gegevens.

maandag 18 juli 2011

143/1001. Herzog

In dit boek uit 1964 van Nobelprijswinnaar Saul Bellow volgt de lezer de gedachten van de oudere, joodse intellectueel Moses E. Herzog. De ooit geslaagde jonge doctor is grijzer en ouder, heeft nauwelijks geld (meer), krijgt academisch weinig voor elkaar en is gescheiden van zijn vrouw, die het met een goede vriend van hem heeft aangelegd en hem zoveel mogelijk het contact met zijn dochter onthoudt. Zijn verstrooide professor-charme heeft hem een jongere, prontborstige vriendin opgeleverd, maar eigenlijk weet hij niet goed om te gaan met haar verlangens. De zich mislukte voelende Herzog schrijft volcontinu brieven aan vrienden, vijanden en beroemdheden. Boze brieven waarin hij afrekent met frustraties en vijanden, maar die hij vervolgens niet post. Het boek bevat niet veel actie, maar staat boordevol ideeën. Ongetwijfeld inspirerend voor de denkende lezer (Hegel, Nietzsche, Griekse mythologie, joodse geschiedenis), maar - gezien de tijd nodig om de bijna 500 pagina's te slechten - voor een eenvoudige actielezer zoals ik wellicht te hoog gegrepen.


"Publiekelijk leven verdrijft het persoonlijk leven. Hoe politieker onze samenleving wordt [...], des te meer schijnt de individualist verloren te gaan. Eenvoudiger gezegd, het nationale oogmerk is nu betrokken in de fabricage van artikelen die op geen enkele manier essentieel zijn voor het leven van de mens, maar van vitaal belang voor de politieke instandhouding van het land. Omdat we nu allemaal worden opgeslokt door dat fenomeen van het bruto nationaal inkomen, worden we gedwongen het heilige karakter van zekere onzinnigheden of onwaardigheden te accepteren, terwijl de hogepriesters daarvan nog niet zo lang geleden gewone standwerkers waren en figuren waarmee men de spot dreef - verkopers van slangenolie."


"De toiletten van arme mensen maken altijd lawaai."


"Het mensdom verwerpend zoals het is, dat gewone, praktische, dievende, stinkende, onverlichte, kleffe gepeupel, niet alleen het arbeidende gepeupel, maar zelfs nog erger, het 'ontwikkelde' gepeupel met zijn boeken, en concerten en lezingen, zijn liberalisme en zijn romantische theatrale 'liefdes' en 'hartstochten' - dat alles verdient te sterven, het zal sterven."