zondag 1 juli 2018

768. Evaluatie Wet voorwaardelijke sancties en Wet vrijheidsbeperkende maatregel

Eerder - in 2012 - schreef ik al over de Wet rechterlijke vrijheidsbeperkende maatregel, nu is deze wet geëvalueerd, samen met de Wet voorwaardelijke sancties (2018 95 blz.).

De Wvm wordt niet vaak toegepast, maar er is tussen 2012 en 2016 wel een duidelijke toename te zien tot 155 in 2016, met daarna weer een beperkte daling. Het grootste deel, rond de 80 procent, van de maatregelen is dadelijk uitvoerbaar bevolen, waardoor de bescherming van de samenleving snel na het vonnis ingaat. De maatregel is niet overal even goed bekend; voor zover officieren van justitie en rechters ermee bekend zijn, zien ze een duidelijke meerwaarde ten opzichte van de Wvs. Als groot voordeel van de maatregelen in de Wvm boven de bijzondere voorwaarden uit de Wvs geldt dat de maatregelen ook na schending door de justitiabele (en het eventueel ondergaan van vervangende hechtenis) van kracht blijven en dat de bescherming van de samenleving daarmee van kracht blijft. Daarentegen komt een bijzondere voorwaarde te vervallen als een dader na schending de voorwaardelijke straf ondergaat (die veelal korter zal zijn dan de proeftijd). Hiermee wordt de samenleving minder lang beschermd tegen recidive. Dat elektronisch toezicht bij de controle op de naleving van de maatregelen niet mogelijk is, wordt door de ketenpartners als logisch ervaren, aangezien het om een maatregel en niet om een straf gaat.

[...] de Wvm voorziet in een behoefte. Het is, zoals bij de introductie verwacht werd, een weinig toegepaste maatregel voor bijzondere situaties, waarin (andere) sancties niet passen. De toepassing verschilt per arrondissement. Dit verschil is mogelijk gerelateerd aan het beperkte zicht op de meerwaarde van de Wvm, hetgeen samenhangt met de relatieve onbekendheid van de sanctiemogelijkheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten